De mobiliteit van de toekomst: 1969 versus 2019
Exact 50 jaar geleden, in september 1969, verscheen in National Geographic het artikel “The coming revolution in transportation.” In het stuk gaat auteur Fredric C. Appel op zoek naar oplossingen voor de toenemende Amerikaanse verkeersproblematiek.
“Ja, de transportrevolutie is op komst. De maatschappij kan de huidige verkeerssituatie – met de hoge dodentol, de luchtvervuiling, het lawaai en de frustraties – niet meer tolereren.”
Eind jaren 60 wordt verschillende Amerikaanse steden duidelijk dat snelwegen bijbouwen geen blijvende oplossing is. De nieuwe toegangswegen slibben gewoon terug dicht met extra verkeer. Ook in de steden zelf groeit de ergernis over stapvoets verkeer en slechte luchtkwaliteit, ondanks de aanleg van extra voorzieningen.
De zoektocht kan beginnen naar mobiliteitsoplossingen die verdergaan dan alweer een extra rijstrook. En al focust het artikel op de Amerikaanse situatie anno 1969, de uitdagingen en oplossingen komen ons bij Mpact verrassend bekend voor!
Als we nu eens betere auto’s bouwden?
Twee van de innovaties die vernoemd worden zijn ook in 2019 nog steeds hot topics: elektrisch rijden en autonoom rijden. “Elektrische auto’s kunnen het smogprobleem oplossen” en “computer elimineert roekeloze bestuurder” wordt ons door twee tussentitels optimistisch meegedeeld.
Over optimisme gesproken: elektrische auto’s zouden volgens het artikel “binnen nu en 10 jaar” algemeen moeten zijn. En zelfrijdende auto’s? “Tja, die zouden er eigenlijk vandaag al kunnen zijn, kwestie van een systeem te kiezen en ervoor te gaan!” Zo’n vaart is het helaas niet gelopen.
Ondanks het enthousiasme ging men zelfs 50 jaar geleden al bij beide innovaties op de rem.
Oké, ooit worden elektrische auto’s sowieso een ding. Maar welke verkeersnachtmerrie zullen we aantreffen als we met onze elektrische bolide de stad in snorren? En computergestuurde wagens kunnen de doorstroming verbeteren, maar is zo’n oplossing voldoende als er jaarlijks zoveel extra wagens bijkomen?
Bij Mpact zijn we fan van elektrische en autonome voertuigen (neem eens een kijkje bij A Tribe Called Transport), maar we zien die innovaties steeds als deel van de grotere puzzel. Daar maakt gedeelde mobiliteit sowieso deel van uit. Een autonome elektrische deelwagen die volgens de beste route verschillende mensen oppikt en naar hun bestemming brengt, bijvoorbeeld. That’s more like it.
Als we het grote plaatje nu eens efficiënter aanpakten?
Ook los van de auto zelf zaten ze in 1969 al op het juiste spoor (ja, dat is een openbaar-vervoer-grapje). Als we steden in de toekomst zo zouden inrichten dat mensen in hun directe omgeving toegang hebben tot de belangrijkste voorzieningen, dan genereert dat in de stad minder autoritten. En als we dan nog een buslijn langs deze belangrijke voorzieningen laten passeren, zitten we helemaal goed. Voor het resterende (auto)verkeer kunnen circulatieplannen soelaas bieden, waarbij de verkeersstromen herdacht worden en langs de meest efficiënte route geleid worden.
Dan nog nemen het (auto)verkeer en vooral de parkeerplekken veel ruimte in.
In het artikel lijken ze vooral geïnteresseerd in het onder de grond stoppen van al die resterende wagens en andere verkeersstromen. Dat zou van de straten “een plek voor mensen” kunnen maken.
Die upgrade van de publieke ruimte bepaalt ook vandaag nog steeds mee de innovatie. Wij kijken dan wel eerder in de richting van deelwagens in plaats van ondergrondse parkeerplaatsen: iedereen toegang tot een wagen, maar er staan veel minder wagens ergens op een parking stil te staan. Er zijn tegenwoordig dan ook steeds meer mensen die hun oprit inruilen voor een moestuin en instappen op een deelsysteem zoals Cambio.
Voor het toen al problematische woon-werkverkeer worden opnieuw betere stadsplanning en beter openbaar vervoer als oplossing genoemd. Er is immers een manier nodig om alle kantoormensen op hetzelfde moment tot bij hun werk te krijgen. En dat liefst op een compactere manier dan allemaal alleen in de auto, want dan is het dus file.
Maar opnieuw lijkt 1969 nog niet echt rijp voor de gedeelde mobiliteit: waarom met je wagen niet wat collega’s oppikken en samen Carpool’en?
En als je niet in die grote stad woont?
Maar goed, dit zijn vooral oplossingen voor steden. De stad is dan wel de plek waar een falend verkeersbeleid het zwaarst te voelen is, ook voor verkeer buiten de steden moeten er oplossingen voorzien worden. De specialisten in het artikel kijken daarvoor naar steeds groter en sneller wordende treinen, boten en vliegtuigen.
Het spanningsveld tussen hogesnelheidstreinen en vliegtuigen voor lange afstanden wordt al expliciet benoemd.
En de toegang tot de steden zelf? Die zou in de niet zo verre toekomst wel eens drastisch kunnen beperkt worden voor bezoekers van buitenaf. Men denkt dat er uiteindelijk hoge bedragen zullen gevraagd worden voor toegang tot en parkeerplaatsen in de stad. Maar geen nood, want dan stap je aan de stadsrand toch gewoon even over op een ander vervoersmiddel?
Het zou er volgens de auteur wel eens zo kunnen uitzien met een andere mobiliteitsaanpak:
“Op een dag, misschien maak je het zelf nog mee, zou het zo kunnen gaan… Je rijdt naar de stad aan 150 km/uur, je elektrische auto volgt zijn geprogrammeerde route op de geautomatiseerde snelweg en jij bladert door je ochtendkrant. Je laat je wagen achter aan de rand van het stad – een parkachtige stad zonder straten – en stapt in een van de compacte ‘mensencapsules’ die op je staat te wachten.”
Waar wachten we nog op?
Elektrisch, autonoom, sneller, beter georganiseerd, … En dat allemaal dankzij betere batterijen, computers, … Aan optimisme over de technologische vooruitgang is er in het artikel in elk geval geen gebrek. De machines zijn er.
Zijn ze er nog niet dan moeten we maar bedenken “… hoeveel van onze dagelijkse realiteiten – supersonische vliegtuigen, televisie, computers – minder dan drie decennia geleden ook maar fantasieën waren.”
Maar tegelijk krijgt de lezer in 1969 ook een waarschuwing mee. Al deze innovaties zullen moeten opboksen tegen het oude systeem. Zonder een overkoepelend plan, doortastende mentaliteitswijziging en bijpassend beleid loopt zoiets als een mobiliteitsrevolutie met een sisser af.
Het artikel sluit dan ook af met: “Maar zelfs deze problemen kunnen overwonnen worden, als de drang om ze te oplossen groot genoeg wordt. Zal die groot genoeg worden? Vraag het jezelf morgen even – terwijl je aan 15 kilometer per uur door het stadsverkeer kruipt in je wagen die eigenlijk 150 kan rijden.”
Fast-forward naar 2019
Tot zover 1969, nu eventjes back to the future. Beste lezer, je vond het vast moeilijk om in dit artikel het verschil te herkennen tussen 1969 en 2019? Geen zorgen, wij ook.
Mpact pionierde met gedeelde mobiliteit in 1975. Al 44 jaar timmeren wij mee aan de weg naar een betere mobiliteit zodat iedereen toegang heeft tot transport. Ook al woon je op het platteland, ben je minder mobiel, of geraak je moeilijk op je werk.
In 2019 kunnen ook wij inderdaad alleen maar concluderen dat de grote mobiliteitsrevolutie uitgebleven is. Het oude systeem hebben we niet echt kunnen veranderen, maar we hebben bijzonder veel mensen betere mobiliteit bezorgd.
We mogen trots zijn op de 40.000 ouderen die gebruik maken van onze Minder Mobielen Centrales. Op de duizenden pendelaars die willen carpoolen. Op de 40.000 Cambio-klanten die ruimte creëren in de stad. En op de oplossingen voor combimobiliteit waar Mpact bij betrokken is, zoals de mobipunten en de mobility-as-a-service app Olympus.
We zijn benieuwd hoe een artikel over mobiliteit er in 2069 zal uitzien. Als het aan ons ligt: iets over elektrisch, zelfrijdend én gedeeld!